Heeft u recht op extra geld van uw gemeente?
Heeft u een laag inkomen? Heeft u bijvoorbeeld weinig loon, weinig inkomsten of bijstand? Dan heeft u dit jaar misschien recht op extra geld van uw gemeente. Dit is een tegemoetkoming in uw koopkracht.
Veel mensen hebben moeite om rond te komen. Daarom krijgen mensen met een laag inkomen dit jaar eenmalig extra geld. Het extra geld is:
* 100 euro voor een (echt)paar
* 90 euro voor een alleenstaande ouder
* 70 euro voor een alleenstaande
In sommige gevallen stort de gemeente het geld automatisch, maar vaak moet iemand zelf een aanvraag indienen. Voordat u een aanvraag indient, is het goed te wetenof u recht heeft op het extra geld. Dit hangt af van de hoogte van uw inkomen, uw leeftijd en uw leefsituatie.
Geen recht op een koopkrachttegemoetkoming:
* personen jonger dan 18 jaar
* personen jonger dan 27 jaar met studiefinanciering (let op: als uw partner studiefinanciering ontvangt maar u niet, mag u wel de koopkrachttegemoetkoming aanvragen)
* personen van 18,19 of 20 jaar die in een inrichting verblijven
* gedetineerden.
Peildatum
Als peildatum voor uw leeftijd en leefsituatie geldt 1 september 2014.
U dient uw geld aan te vragen bij de gemeente waar u op 1 september 2014 woonachtig was.
Belastingvrij
De koopkrachttegemoetkoming is belastingvrij. De ontvangst ervan heeft geen gevolgen voor uw huurtoeslag, zorgtoeslag of de eigen (inkomensafhankelijke) bijdrage in de zorg.
Prinsjesdag 2014: Inkomen
Voor het vijfde achtereenvolgende jaar blijft de koopkrachtontwikkeling van senioren achter op die van de werkenden. Dat bericht vernamen wij op Prinsjesdag al in een eerste reactie op de Miljoenennota 2015.
Het inkomensbeeld voor senioren blijft onevenwichtig. Een aanzienlijk deel van de 65-plushuishoudens (43% volgens de begroting Sociale Zaken en werkgelegenheid) levert tot 2% koopkracht in volgend jaar. En dan is nog geen rekening ghouden met zorgkosten. Daarnaast valt 1% van de gepensioneerden zelfs in de categorie -2 tot -5%
Door de stapeling van maatregelen leveren binnen de groep gepensioneerden vooral de zorgbehoevende senioren in. Cijfers van het Nibud wijzen op een totale koopkrachtontwikkeling van deze groep tussen -2 en -4%, waarbij uitschieters tot boven de 10% kunnen optreden. Volgens de begroting van SZW treft deze stapeling vooral de groep 75-plus
ANBO (Algemene Bond voor Ouderen) is op deze puntn niet te spreken over de maatregelen van het kabinetsbeleid. Zij eisen meer maatwerk, zodat rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden waarin senioren zich kunnen bevinden. De kloof tussen werkenden en niet-werkenden blijft groot.
AOW
De koppeling van het netto AOW-bedrag aan de ontwikkeling van het netto minimumloon blijft in stand. Dat betekent dat het netto AOW-bedrag ongeveer gelijk zal blijven.
De MKOB (koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen) die de Sociale Verzekeringsbank naast de AOW uitbetaalt, wordt per 1 januari 2015 vervangen door de inkomensondersteuning AOW. Het bedrag blijft op hetzelfde niveau, althans voor senioren die een volledig AOW-pensioen ontvangen.
Mensen die een korting op de AOW hebben, ontvangen voortaan ook een gekorte inkomensondersteuning AOW. Er wordt onderzocht in hoeverre dit inkomensgevolgen heeft. Het ministerie meent namelijk van niet.
Het kabinet gaat de invoering van de kostendelersnorm in de AOW met nog een jaar (1 juli 2016) uitstellen. Door deze kostendelersnorm gaat de AOW voor alleenstaande senioren die nog een meerderjarig kind in huis hebben, omlaag. Het kabinet wil ruim de tijd nemen om de gevolgen van deze maatregel in kaart te brengen. Bijvoorbeeld voor het verlenen van mantelzorg.
De Ouderenbond heeft al eerder te kennen dat de kostendelersnorm in de AOW zonder meer van tafel moet.
Belastingen
Op fiscaal gebied verandert volgend jaar niet veel. het belastingtarief in de eerste tariefschijf (inkomens tot ongeveer € 20.000,-.) stijgt met een 0,25%. Omdat onder meer de heffingskortingen stijgen, wordt deze verhoging gecompenseerd.
Het slechte nieuws bewaart het kabinet voor 2016; dan gaat de ouderenkorting in de heffingskorting omlaag, zodat senioren meer inkomensbelasting moeten betalen. Bovendien wordt het voordeel dat senioren hebben voor hun belasting over vermogen (spaargeld en beleggingen) in 2016 geschrapt. Dat heeft niet alleen gevolgen voor de belasting zelf, maar werkt ook door in eigen bijdrage in de zorg en in de toeslagen.
Zorgpremie
De inkomensafhankelijke zorgpremie, die op AOW en aanvullend pensioen wordt ingehouden, daalt van 5,4% naar 4,85%
De basispremie voor zorgverzekering gaat omlaag met ongeveer € 10,-. per maand. Dat heeft onder meer te maken met de overheveling van een aantal onderdelen van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet. het eigenrisico stijgt naar € 375,-. per persoon.
De AWBZ verdwijnt per 1 januari 2015 en wordt vervangen door de Wet langdurige zorg (Wlz). Dat heeft geen gevolgen voor het tarief. Net als de premie AWBZ zal de Wlt-premie gelijk met de inkomstenbelasting worden geheven.
Toeslagen
De maximale zorgtoeslag stijgt, zowel voor alleenstaande als voor mensen met een toeslagpartner. Dat lijkt goed nieuws, maar is het toch niet. Door een andere berekeningswijze gaat het eigen aandeel in de toeslag omhoog, zodat per saldo de zorgtoeslag volgend jaar zal dalen.
De voorgenomen bezuinigingen op de huurtoeslag in 2015 gaat niet door. het niveau van de huurtoeslag blijft dus gelijk.
Arbeidsmarkt ouderen
Het kabinet had al 67 miljoen uitgetrokken om ouderen aan werk te helpen. Daar komt nog eens 34 miljoen euro bovenop, waarbij de doelgroep is uitgebreid van 55-plus naar 50-plus via het Actieplan 50-plus.
Voor 2015 komt daar nieuw beleid bij, de introductie van een zogenaamde brug-WW. De brug-WW is erop gericht om mensen echt van-werk-naar-werk te begeleiden. mensen gaan direct aan de slag bij een nieuwe werkgever en hebben daarmee meer werkzekerheid. Nu belanden mensen eerst in de WW voordat zij scholing krijgen en moeten zoeken naar een nieuwe werkgever. Het kabinet zet het Actieplan jeugdwerkloosheid voort.
De Ouderenbond vindt dat het kabinet weinig nieuw beleid heeft gepresenteerd om de arbeidsmarktpositie van ouderen en voornamelijk langdurig werkzoekenden te verbeteren. De brug-WW zal niet leiden tot substantieel minder oudere werkzoekenden. Het is van groot belang dat er meer voorstellen komen om de werkgelegenheid te stimuleren.
Rijbewijskeuring ouderen van 70 naar 75 jaar
Sinds 1 januari 2014 hoeven oudere automobilisten (B) en motorrijders (A) zich pas vanaf hun 75ste voor het rijbewijs te laten keuren. ook zijn rijbewijzen voor bestuurders tussen de 60 en 70 jaar vanaf dat moment langer geldig
Een nieuw rijbewijs is tien jaar geldig voor bestuurders tot 65 jaar. Na hun 70ste verjaarda is de geldigheidsduur vijf jaar. Over een regeling die de verplichte keuring op grond van leeftijd vervangt door een rechtvaardiger systeem, moet nog een nader voorstel van de minister komen.
De bond voor ouderen is voorstander van afschaffing van de keuring op grond van leeftijd en invoerin van een systeem waar medische criteria de doorslag gaan geven. Voor wie het rijbewijs korter dan 10 jaar geldig is vanwege een medische aandoening of medicijn gebruik blijft de rijbewijskeuring bij verlenging verplicht. Ook moet voor verlenging van een groot rijbewijs (CDE) een keuring plaats vinden.
Algemene regels vanaf 1 januari 2014 voor rijbewijs B en A.
* Jonger dan 60 jaar. Een rijbewijs verlengd voor uw 60e is 10 jaar geldig en u hoeft niet te worden gekeurd.
* Tussen 60 en 65 jaar. Bij verlenging is dit rijbewijs 10 jaar geldig; medische keuring is niet nodig.
* Tussen 65 en 70 jaar. Het nieuwe rijbewijs is geldig to 75 jaar; medische keuring is niet nodig
* Tussen 70 en 75 jaar. Het verlengde rijbewijs is 5 jaar geldig. Medische keuring nodig als het oude rijbewijs verloopt op of na uw 75e verjaardag.
* 75 jaar of ouder. Het rijbewijs is 5 jaar geldig; medische keuring verplicht.
De KBO heeft met andere organisaties een landelijk netwerk van officieel geregistreerde keuringsartsen opgezet. Verspreid over de provincie voeren artsen, speciaal voor leden van de seniorenorganisaties betaalbare rijbewijskeuringen uit. Moet u zich laten keuren voor uw rijbewijs?
Ontmoetingscentrum ’t Cromwiel, Krommeweg 1
Voor informatie en een afspraak belt u naar het landelijke afsprakenbureau: 085 – 48 83 616. Zelf een datum reserveren kan via de website: www.goedkopekeuringen.nl.
Liever een vrouwelijke arts
Mevrouw wil – vanuit haar culturele achtergrond – niet door een mannelijke arts onderzocht worden. Moet het ziekenhuis met haar wens rekening houden?
Zorgbelang antwoordt
In principe heeft u vrije artsenkeuze. Dit betreft ook de sekse van de arts. Daar dit recht in de praktijk soms problemen oplevert, heeft de KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunde) hierover een standpunt geformuleerd.
In haar standpunt maakt de KNMG onderscheid tussen acute en niet-acute situaties.
In niet-acute situaties probeert het ziekenhuis aan het verzoek voor een zorgverlener met een bepaalde sekse te voldoen als de patient dit tijdig – bij het maken van een afspraak – aangeeft. De enige voorkeur waar rekening mee wordt gehouden is sekse. Op andere voorkeuren (voor bepaalde seksuele geaardheid, huidskleur, politieke gezindheid of godsdienst) gaat de arts of het ziekenhuis niet in.
Komt de patient pas tijdens het bezoek aan de instelling met zijn voorkeur voor een man of een vrouw, dan hoeft aan zijn verzoek geen gehoor te worden gegeven. De patient kan ook dan de toegewezen behandelaar weigeren. De instelling mag zo’n weigering beschouwen als een ‘no-show’ en de kosten daarvoor bij de patient in rekening brengen. In acute situaties wordt de patient door de beschikbare hulpverlener(s) geholpen. Ook in spoedsituaties heeft de patient het recht de toegewezen behandelaar te weigeren, zelfs als dit risico’s heeft voor zijn gezondheidstoestand. In het geval van levensgevaarprobeert de arts de patient wel te overtuigen van de noodzaak van de behandeling.
Omdat vrije artsenkeuze in de eerste plaats een recht van de patient is, ligt de verantwoordelijkheid voor het kiezen bij de patient. Hij zal zich tijdig moeten verdiepen in beschikbare zorgverleners en de keuze voor een bepaalde zorgverlener ook tijdig – bij het maken van een afspraak – aan moeten geven. Doet hij dit niet en wacht hij met het aangeven met zijn voorkeur tot het moment van de behandeling, dan zal de arts of instelling daar niet op in hoeven gaan.
Heeft u ook een vraag of klacht ga dan naar de website: http://www.zorgbelang-brabant.nl/